Kort verhaal: Eksterogen - Jan Wessels
“Klerezooi,” zei hij chagrijnig en stapte uit bed. Met een ruk deed hij de gordijnen open en zag de ekster in de boom zitten.
Cliff werd wakker van het krassende gekwetter. Het was de zoveelste keer al deze week. Het was net zeven uur geweest en dus veel te vroeg voor in het weekend. De zaterdag was er om uit te slapen en niet gewekt worden door dat krankzinnige beest wat in de hoge eikenboom in zijn achtertuin leefde. “Klerezooi,” zei hij chagrijnig en stapte uit bed. Met een ruk deed hij de gordijnen open en zag de ekster in de boom zitten. Zijn zwarte en witte veren glommen in de opkomende ochtendzon. Het keek hem aan, alsof het wilde zeggen; goede morgen, ook weer wakker op deze mooie zonnige dag? Het leek er plezier in te hebben om hem te wekken. Vorige week had de ekster zijn nest in de eikenboom gebouwd en had hem sindsdien elke ochtend wakker gemaakt. Er moest iets gebeuren en dat moest vandaag maar. Na het ontbijt zou hij zich aankleden en in de loop van de ochtend het nest weghalen.
Om vijf voor elf klom Cliff op de ladder en begaf zich naar het nest van de ekster. Het was een hele klim, want het nest zat helemaal boven in de boom. De zwart-witte vogel was niet aanwezig en in geen velden of wegen te bekennen.
Een paar minuten later, met het zweet op de rug, pakte Cliff het nest in zijn geheel vast en begon er aan te trekken. Het zat stevig vast en het kostte hem moeite om los te krijgen.
“Klerezooi, wat zit dit ding goed vast,” zei hij terwijl hij hard aan de takken van het nest trok. Eindelijk kwam er beweging in. Toen hoorde hij het gekras van de ekster. Het kwam van boven. Vanuit zijn ooghoek zag hij het op hem afkomen. Nogmaals gaf hij een harde ruk. Het kwam los. Met zijn beide handen pakte hij het nest vast en gooide het naar beneden.
“Zoek maar een andere plek om mensen wakker maken,” zei hij. De ekster scheerde langs zijn hoofd, waardoor Cliff bijna zijn evenwicht verloor.
“Kutbeest!” schreeuwde hij. De ekster ging op een tak zitten en keek hem aan. Zijn kop iets schuin houdend. Het kraste een korte schelle toon, alsof het zei; de strijd is nog niet gestreden. Toen vloog het weg.
Het zat Cliff die dag niet mee. Hij was dan wel van die ekster af, maar nog steeds niet van het gezeur van zijn ex. Die middag, net na de lunch, had Anne gebeld en begon een heel verhaal over een verzekering die ze al twee maanden voor hem had betaald. Ze wilde het geld terug en dat hij zo snel mogelijk ging regelen dat het van zijn rekening werd afgeschreven.
Net zoals bij de ekster werd hij gek van het gezeur waar ze bijna wekelijks mee aankwam. Het was al twee maand uit tussen hun tweeën en nog steeds was hij niet van haar af. Haar stem klonk net zo irritant als dat het krassende gekwetter van de ekster waar hij eindelijk vanaf was.
Cliff probeerde te ontspannen door even op de bank te gaan liggen en wat tv te kijken.
Met bibberende handen zette hij na een kwartier de televisie uit en besloot maar lopend naar het winkelcentrum te gaan om daar bij de C1000 wat boodschappen te doen. Het was niet ver lopen om van de Jacob Catsstraat naar het winkelcentrum te komen. Sinds hij Kampen woonde deed hij veel lopend of met de fiets. Eerder woonde hij in Swifterband en daar was het vaak noodzakelijk om de auto te pakken. Het was niet alleen gezond maar het zorgde ook voor wat rust in zijn hoofd.
Voorzichtig zette Cliff de linnentas en rugzak op de keukentafel. De rust in zijn lijf was wedergekeerd. Net zoals altijd sorteerde hij eerst al de boodschappen keurig op de tafel. Wat in de koelkast moest bij elkaar, het vlees voor in de vriezer en het overige legde hij op het aanrecht.
Na het uitpakritueel besloot hij even op bed te gaan liggen. Hij voelde zich moe. Vooral in zijn hoofd was hij uitermate vermoeid. De laatste tijd had hij dit echt nodig. In de middag even op bed liggen. Hij was dan wel zevenentwintig, maar vaak voelde hij zich tot ver in de vijftig. De klok gaf aan dat het kwart over twee was. Een uurtje slapen moest voldoende zijn.
Zijn hersenen waren bijna in ruststand toen de telefoon ging. Zijn mobiel lag zoals altijd naast zijn bed en daar had hij nu spijt van. Hij pakte het van zijn nachtkastje en zag dat het Anne was. De spanning kwam terug. Wat moet ze nu weer? Hij liet zijn mobiel overgaan. Niet oppakken, Cliff. De irritante ringtoon bleef hoorbaar. Hang op, in vredesnaam hang op. Met hartkloppingen stopte hij zijn telefoon onder het kussen. Zonder resultaat. Gaf ze het dan nooit op?
Toen hoorde hij niets meer. Het was half drie en hij was te onrustig om nu nog te slapen.
De rest van de dag bleef hij gespannen. Elke spier in zijn lijf leek samen te trekken. Zijn hoofd stroomde vol met angst, woede en pijn. Het ene moment kon hij de boel wel kort en klein slaan, het andere moment voelde hij de tranen in zijn ogen staan. Het was een kermis van negatieve emoties. Hij kon zich tot niets zetten. Rustig op de bank een spel spelen op zijn DS, een boek lezen en zelfs koken leidde allemaal tot niets. Gefrustreerd bestelde hij een pizza en liep al ijsberend door de woonkamer. Rond half acht, een kwartier te laat, stond de pizzabezorger voor de deur. Het liefst had hij de jongen de huid vol gescholden maar het lukte niet. Net zoals altijd. Hij was daar te aardig voor. Tenminste, zo leek het voor de buitenwereld. Binnen in hem was het een strijd. Een oorlog tussen woede en vriendelijkheid.
De pizza kwam maar half op. De knoop in zijn maag maakte hem niet hongerig. Wel moe. Hij tuurde wat naar de televisie maar niets drong tot hem door. Alles ging langs hem heen. Zo zat Cliff drie uur lang op de bank. Voor zich uit starend naar de bewegende beelden op het plasmascherm.
Toen, om kwart voor elf ging de telefoon. In een reflex pakte hij op.
“Jezus, waar heb jij gezeten?” vroeg de schelle stem van Anne. Zijn stem sloeg over. Zijn hart klopte in zijn keel.
“Eh..eh,” stotterde hij.
“Heb je je tong verloren of zo? Ik probeer je de hele dag al te bereiken. Waar heb je uitgehangen?” Waar bemoei je je mee.
“Gewoon thuis, ben wat moe.”
“Je bent toch geen oude kerel of wel soms?”
“Nee...maar waarvoor bel je?”
“Ik wil het geld terug van die verzekering en wel zo snel mogelijk. Ik wil dat je het nu naar mij over maakt.”
“Wat?” zei Cliff, kon het niet wachten tot na het weekend? Moest het speciaal nu?
“Je hoorde me wel. Ik wil dat je het vanavond nog overmaakt. Maak er maar een spoedoverboeking van.” haar stem klonk krassender dan ooit te voren. Het drong als een stel naalden door zijn trommelvlies. Zijn hoofd begon te bonken. Kan het godverdomme niet wachten tot na het weekend, trut.
“Ik zal kijken wat ik kan doen.”
“Niet kijken, maar doen Cliff.” Hou je kop dicht. Het doet pijn aan mijn oren.
“Is goed, ik zet zo de computer aan.” Hij wilde zo snel mogelijk van haar af. Zijn hoofd leek te exploderen.
“Ik kijk vanavond als ik thuis kom nog om te kijken of je het hebt gedaan. Moet nu weer aan het werk.” De verbinding werd verbroken.
Internet lag er uit. Een storing bij zijn provider waarschijnlijk. Het maakte hem zenuwachtig. Als Anne vanavond zou zien dat het geld nog niet was overgemaakt zou ze hem bellen. Waarom moest ze het eigenlijk zo snel hebben? Had ze geldnood of zo? Dat kon haast niet. Ze verdiende redelijk bij het restaurant waar ze werkte. Vooral de fooi loog er soms niet om. Daar kwam bij ,dat ze sinds ze uit elkaar waren ze bij haar ouders woonde. Dus had ze geen hoge vaste lasten. Ze wilde hem gewoon lastig vallen. Irriteren, dwarszitten, op de kast krijgen. Het moest stoppen. Zijn lijf verstijfde en in zijn hoofd ging een knop om.
Die knop bleef om. Rond middernacht trok hij zijn jas aan en stapte op de fiets. In zijn jaszak had hij zijn stiletto, die hij in de brugklas van zijn broer had gekregen. Zijn naam stond er met sierlijke letters in gegraveerd.
Vlak bij het restaurant zette hij zijn fiets tegen een muurtje en liep één van de smalle steegjes in die de binnenstad van Kampen telde. Cliff wist dat Anne deze steeg door liep als ze naar haar ouders ging. Naast een metalen afvalbak ging hij zitten. Met zijn rug tegen de muur en keek naar de sterren.
Even later, hij wist niet precies hoe lang, hoorde hij haar hoge laarsjes over de tegels tikken. Tik tak, tik tak. De spanning keerde terug. Nooit meer tik tak, trut.
Anne passeerde de afvalbak. Hij sprong tevoorschijn en duwde haar tegen de muur.
“God...Cliff,” kraste haar stem.
Nooit meer dat gekwetter.
Zijn stiletto schoot naar voren. In de maagstreek van Anne. Met zijn hand drukte hij tegen haar mond.
Geen gekras meer uit jouw mond.
Het mes ging weer naar achteren. Het verliet haar schokkende lijf. Nogmaals stak hij haar. Bij de vierde keer steken stopte hij met tellen. Hij ging maar door. Pas toen haar lichaam verslapte, hield hij op. Ze viel tussen haar eigen bloed op de kinderkopjes van de steeg. Het mes viel door de plotselinge stilstand naar achteren tegen de metalen afvalbak. Nog even keek hij naar zijn dode ex. Toen draaide hij zich om en wilde zijn stiletto pakken. Maar het was verdwenen. Haastig keek hij rond. Toen hoorde hij het gekras van de ekster. Het beest hield het mes vast met zijn klauwen.
“Kutvogel,” schreeuwde hij en realiseerde zich dat dit niet het geschikte moment was om de aandacht te trekken. Haastig verliet hij de steeg en ging naar huis.
De rust was er weer. Sinds dat hij van Anne af was voelde hij zich beter. Hij sliep goed en was minder gespannen.
Het was maandag en hij was van zijn werk thuis gebleven. Aan de keukentafel zat hij wat te surfen op het net toen de bel ging. Ontspannen liep hij naar de voordeur en opende deze. Een lange man in een spijkerbroek en een net jasje stond voor zijn deur.
“Bent u Cliff Morgenland?”
“Ja en wie bent u?” vroeg hij belangstellend en nieuwsgierig. De man haalde een pasje tevoorschijn.
“Rechercheur Binnendijk, politie IJsselland. Wij hebben iets van u gevonden. Vlak bij het bureau in het centrum hebben we een mes gevonden met uw naam erop.” Zijn spieren trokken samen. Zijn benen werden zwaarder. De wereld leek onder zijn voeten weg te zakken. “De nacht van zaterdag op zondag hebben we tevens het lichaam van uw ex-vriendin gevonden. Op het mes zaten haar bloedsporen en wat vingerafdrukken. Wij vermoeden dat die van u zijn.”
“Eh eh.....,” zei Cliff. Hij wist niet goed wat hij moest zeggen. Dat had waarschijnlijk ook geen zin. De man was hier om hem mee te nemen naar het bureau om daar te kijken of dit inderdaad zijn vingerafdrukken waren.
“Ik vraag u dringend om met ons mee te gaan.” vanachter Binnendijk kwam een agent in uniform tevoorschijn.
“Is goed,” zei Cliff en liep met beiden mannen mee naar buiten. Vanuit de boom tegenover zijn huis klonk het gekras van een ekster. Het was de ekster die tot voor kort in zijn achtertuin leefde en die hij op die bewuste zaterdag nacht had gezien met zijn mes in zijn klauwen. Hij herkende de vogel uit duizenden. Het keek hem met zijn donkere ogen aan. Nogmaals kraste het, alsof het zei; Nu staan we op gelijke voet. Toen vloog het weg.
Jan Wessels is vijfendertig en woont in Zwolle. Hij schrijft nu zo ongeveer zeven jaar en doet dit vooral voor zichzelf, maar is minstens zo benieuwd wat anderen van de verhalen vinden. In de verhalen, die vooral griezel, fantasie en sf bevatten, kan hij veel van zichzelf kwijt. Voorbeelden zijn oude meesters zoals Lovecraft en Poe, maar ook Barker en natuurlijk King. In de korte en lange verhalen wil Jan de lezer laten griezelen en verbazen. Op Tenpages heeft hij het verhaal Jade ingediend.
Meer over: Kort Verhaal