7 alternatieve boeken voor een slapeloze nacht

Halloween staat voor de deur. Ook al is er niks verkeerds met een filmmarathon of een herfstwandeling, vanwege covid-19 zullen we wellicht meer tijd binnenshuis doorbrengen dan we gewend zijn. En dat is misschien het moment om een horrorboek ter hand te nemen en diep in de fauteuil weg te zakken met het licht van de wassende maan als metgezel. Om een beetje tegen de stroming in te gaan, zullen we deze keer de ‘usual suspects’ buiten beschouwing laten en de iets minder voor de hand liggende boeken in de schijnwerpers zetten.

Gekweld – Chuck Palahniuk (2005)

Een groep aspirant-schrijvers reageert op een advertentie, die hen een rustoord garandeert om daar hun ultieme meesterwerk te schrijven. Het loopt allemaal echter geheel anders dan ze verwacht hadden: de rustieke omgeving blijkt een afgesloten gebouw dat ze pas mogen verlaten wanneer ze hun verhaal voltooid hebben. De groep vat dit al snel op als een marteling, waarop ze besluiten dit lijden te verergeren zodat ze, wanneer ze gered worden, publiciteit zullen verkrijgen in de media met hun lijdensweg.

Dit boek is een raamvertelling waarin elk afzonderlijk verhaal aan de hand van de personages ontstaat tijdens hun gevangenschap. Het spectrum van de thema’s is breed, wars van de klassieke onderwerpen en de daaraan gekoppelde clichés. Centraal staan telkens mensen. Mensen met hun eigen gebreken, obsessies en bizarre gedachtenkronkels. Van dat laatste kan je auteur Palahniuk ook verdenken. Zijn verbeelding levert een werk op dat alle facetten van horror verkent, van gitzwarte humor over psychische kwelling tot bloed en ingewanden. Iets waar het boek vooral faam mee verwierf, is de schorsing van een leerkracht Engels die aan zijn klas een fragment uit deze bundeling heeft voorgelezen.

Nachtfilm – Marisha Pessl (2013)

Op een koude oktoberavond wordt de jonge, mooie Ashley dood gevonden in een verlaten pakhuis in Manhattan. Het lijkt alsof ze zelfmoord heeft gepleegd, maar onderzoeksjournalist Scott McGrath vermoedt dat er meer aan de hand is. Hij volgt de familie Cordova al jaren, en is geobsedeerd door Stanislas Cordova, beroemd filmregisseur en de vader van Ashley. Vastbesloten het mysterie rondom Ashleys dood te ontrafelen gaat McGrath op onderzoek uit. Een speurtocht langs een inrichting, duistere nachtclubs en onderwereldfiguren volgt, totdat het wel lijkt alsof McGrath zich in een film van Cordova bevindt. Is hij het volgende slachtoffer?

Nachtfilm is een ontzettend meeslepend boek, een detective-mysterie nagenoeg tot in de perfectie uitgevoerd. Het is bovendien spannend en geheimzinnig op de juiste momenten, met genoeg rustpunten waarbij we een inkijkje krijgen in het privéleven van de hoofdpersonen. Je kan erover discussiëren of dit een horrorboek pur sang is, maar de constante suggestie van het bovennatuurlijke rechtvaardigt dit predicaat wel. Het valt op dat Pessl inspiratie haalde bij filmmakers als Stanley Kubrick en David Lynch. Soms voelt het inderdaad alsof je je als lezer in één van hun films bevindt. Niet alleen qua beeldtaal, maar ook vanwege het verontrustende gevoel in een wurggreep te zitten die steeds strakker wordt. Een verslavende wurggreep weliswaar.

De torenflat – J. G. Ballard (1975)

De veertig verdiepingen hoge torenflat is voorzien van alle denkbare service en gemakken. Het is een wereld op zich waarin, zodra alle appartementen betrokken zijn, allerlei maatschappelijke processen in werking treden. We kijken mee door de ogen van drie personen, die elk een klasse en tevens een gedeelte van het gebouw vertegenwoordigen. Richard Wilder, een documentairemaker uit de onderlaag, die geobsedeerd raakt door het idee om naar de hoogste woonlaag op te klimmen. Architect Arnold Royal, die het gebouw ontworpen heeft en bovenin woont. En ten slotte arts Robert Laing, die pas in de torenflat is komen wonen en zich vooralsnog in de middenlaag bevindt.

Je zou kunnen zeggen dat het eigenlijke hoofdpersonage de torenflat zelf is, die een metafoor voorstelt voor het verval van een ganse samenleving waarin verschillende lagen van de bevolking met elkaar in conflict komen. Het wordt beschreven als een organische entiteit waarin intermenselijke processen en alle uitwassen daarvan woekeren. Tot op het punt dat de boel escaleert. De donkerste kantjes in elke bewoner gaan zich zo sterk manifesteren dat er, ondanks de hoogtechnologische snufjes en alle comfort, een primitieve mini-maatschappij ontstaat. En dat is ook precies waar het Ballard om te doen is: aantonen dat we onder een laagje vernis allemaal oermensen blijven.

Uzumaki – Junji Ito (1998-1999)

Kurozu-cho, een dorpje aan de Japanse kust, is vervloekt. Volgens Shuichi Saito, het teruggetrokken vriendje van Kirie Goshima, is het dorp niet bezeten door een persoon of een entiteit, maar door een patroon: de spiraal (uzumaki), met een geheimzinnige hypnotiserende werking. Het patroon manifesteert zich op velerlei manieren, van schaaldieren en windhozen tot spiraalvormige littekens op de lichamen van de dorpsbewoners en het slakkenhuis in ons oor. Gaandeweg neemt de waanzin in het dorp toe en de vraag is of er nog wel een uitweg is voor de bewoners.

Het zou een understatement zijn om deze manga, oorspronkelijk uitgegeven als serie van twintig hoofdstukken, bijzonder te noemen. De eerste helft van de omnibus bevat delen die min of meer los van elkaar te lezen zijn, zich weliswaar chronologisch afspelend tegen dezelfde achtergrond, terwijl de tweede helft dieper ingaat op de oorsprong van de vloek. Ito’s tekenstijl (zwart-wit) is over het algemeen sober, behalve tijdens de hoogtepunten in het verhaal waarin hij alle registers opentrekt. Op die momenten spat de gruwel werkelijk van het papier als een tot leven gekomen nachtmerrie. Je hoeft zijn naam maar door “Google afbeeldingen” te halen om een idee te krijgen van wat er zich allemaal in zijn hoofd afspeelt. Dat geldt voor zijn hele oeuvre trouwens: even eng als bizar!

Het gele behang – Charlotte Perkins Gilman (1892)

Geschreven in dagboekvorm doet dit boek het relaas van Jane, die door haar man, tevens arts, van geestelijke problemen verdacht wordt. Zij moet van hem gedwongen rust nemen in de slaapkamer van hun zomerhuis. De ramen bevatten tralies en een poortje bovenaan de trap zorgt ervoor dat ze alleen weg kan wanneer haar man dit toelaat. Ze schrijft haar gevoelens en gedachten neer in een dagboek dat ze koste wat het kost voor hem tracht te verbergen.

Paranoia en gevoelens van machteloosheid gaan met elk hoofdstuk crescendo en de spanningsboog wordt steeds strakker aangetrokken. Door het mentale pingpongspel tussen de vrouw en haar echtgenoot, word je tot de ontknoping in het ongewisse gelaten over de ware toedracht van het verhaal, over wat echt is en wat niet. Deze novelle wordt voornamelijk geroemd als feministisch pamflet, waarin de verhouding tussen beide seksen op scherp wordt gesteld. Daarnaast is het een aanklacht tegen de manier waarop men destijds psychische aandoeningen behandelde. Charlotte Perkins Gilman benadrukt hiermee dat de gruwelen in ons hoofd vaak enger zijn dan monsters.

Het kaartenhuis – Mark Z. Danielewski (2003)

Wanneer een jonge familie haar intrek neemt in een huis op Ash Tree Lane blijkt er iets vreselijk mis te zijn: hun huis is aan de binnenkant veel groter dan aan de buitenkant. Een blinde man, een jonge bediende en een krankzinnige vrouw vertellen het verhaal van een gezin dat wordt geconfronteerd met een constant veranderende, labyrintische reeks gangen en deuren in hun woonhuis. Uiteindelijk komen zij oog in oog te staan met de verschrikkelijke duisternis die in ieder mens verborgen zit.

Toegegeven, dit boek heeft inmiddels een bepaalde reputatie en is dus best bekend, maar het blijft de moeite van het vermelden waard omdat het zo anders is. Om te beginnen omdat Danielewski voortdurend met de bladspiegel en de typografie experimenteert en hij je daarmee op een aparte leeservaring trakteert. Kortom, buitengewoon origineel in de uitvoering en bovendien omzeilt hij moeiteloos zowat elk genrecliché. Maar de echte kracht schuilt toch in het verhaal, dat even mysterieus als angstaanjagend is. Het leest als een moderne ontdekkingsreis en neemt je gaandeweg dieper en dieper mee naar de donkerste hoeken van het huis.

Begeerlijk kadaver – Poppy Z. Brite (1996)

Nadat de met HIV besmette seriemoordenaar Andrew Compton uit de gevangenis is ontsnapt, begeeft hij zich naar de demi-monde in New Orleans om daar ‘de kunst van het vermoorden van jongens’ uit te oefenen. Daar ontmoet hij Jay, een losbandige playboy die ‘de kunst’ tot hoogtes heeft verheven waarvan Compton zelfs niet had kunnen dromen. De twee mannen leven hun donkerste fantasieën uit in een orgie van geweld, voortgestuwd door de liefde.

Losjes gebaseerd op het leven van seriemoordenaar Jeffrey Dahmer staat de duistere romance tussen een necrofiel en een kannibaal in dit verhaal centraal. Allebei met een onbedwingbare lust om te moorden. Je moet over een sterke maag beschikken vanwege de expliciete inhoud, maar het geraffineerde proza van Brite maakt de afdaling naar de donkerste krochten van de menselijke ziel enigszins verteerbaar. Zoals veel verhalen van Brite speelt ook Begeerlijk kadaver zich af in het bruisende New Orleans, op zo’n manier beschreven dat je als lezer helemaal opgeslorpt wordt door de couleur locale. Kortom, een mooi en tegelijkertijd verderfelijk boek.

Welke duistere boeken raad jij aan om te lezen?

Steun jij De Nachtvlinders met een kleine maandelijkse bijdrage?

2 gedachten over “7 alternatieve boeken voor een slapeloze nacht”

  1. Goeie lijst. De boeken van Marisha Pessl en Poppy Z. Brite zijn echte aanraders. En Ballard natuurlijk. Ik vond de verfilming van High-Rise eigenlijk een beetje tegenvallen, er zat iets m.i. teveel humor en lolligheid in. Het kille universum van J.G. Ballard is zo’n beetje het tegenovergestelde van grappig. Net als Cormac McCarthy en Niccoló Ammaniti is hij eigenlijk een ‘stiekeme’ horrorschrijver (als in ze staan niet in de horrorschappen maar hun boeken zijn wel degelijk interessant voor liefhebbers van het genre).

    Beantwoorden

Plaats een reactie