Ondoden. Spinnen. Een bungalow in de mist, bloedsporen die niet kunnen verdwijnen, meisjes in rode jassen en een dageraad, een bloedovergoten dageraad waar een zoon naar zijn moeder zoekt… En waar niets meer hetzelfde zal zijn…
Een Bloedovergoten Dageraad is de nieuwe verhalenbundel van Anthonie Holslag en is hier te verkrijgen. Eén van die verhalen mochten wij hier op De Nachtvlinders publiceren.
In de mist
Mist omringde hen al dagenlang in het bungalowpark waarin ze zaten. Hij was zo dik, zo ondoordringbaar dat het leek alsof de wereld in een witte, kolkende wolk was gehuld. Je kon slechts vijf stappen voor je uitkijken en als je deze had genomen, sloot de mist zich achter je, waardoor de witheid bijna claustrofobisch werd en op watten leek.
Een keer stak David zijn hand naar voren. Zag zijn vingers in de mist verdwijnen, alsof hij geen hand meer had. Andere keren was de mist iets minder dik en kon hij slechts contouren onderscheiden; lijnen die geen lijnen meer waren, vingers die door de witheid werden opgeslokt.
Iedere ochtend trok hij zijn gymschoenen aan en begon aan zijn dagelijkse training. Hij rende een vast parcours. Het bungalowpark uit, een pad rechts de bossen in, maar door de dichte mist kon hij de andere huizen en bomen niet van elkaar onderscheiden: ze leken op donkere schaduwen die zich achter een vitrage bevonden. Schaduwen die op hem neerkeken. Waar geen zuchtje wind en geen enkel geluid vandaan kwam. Zelfs de vogels waren stil. Het enige geluid was zijn ademhaling, die in zijn oren dreunde en zwaarder en zwaarder werd naarmate zijn training vorderde, en het grind dat met iedere stap onder zijn gewicht knarste.
Hij was vaker in dit park geweest, in het zuiden van Duitsland, maar kon zich niet herinneren dat het ooit zo mistig was geweest. De mist bleef ook hangen. Alsof een donzige deken, zo leek het, alles – de huizen, de mensen, de bomen, zelfs de autoweg op de achtergrond – gevangen hield. Nu hij erover nadacht, en zijn spieren warm begonnen te worden, had hij sinds zijn komst niemand gezien. De mist veroorzaakte een beklemmend gevoel, waardoor niemand naar buiten kwam. Ook hij en zijn familie niet. Iedereen bleef veilig in hun huisje. Zelfs de autoweg was opvallend stil, waar in voorgaande jaren continu auto’s in hoge snelheid voorbij reden. Misschien reden ze er wel, bedacht hij zich, maar werden het geluid van de knerpende banden over het asfalt door de mist gedempt.
Hij liep een zijpad in. Hoorde de dennennaalden onder zijn gymschoenen knarsen en probeerde zich te herinneren wanneer hij iemand, wie dan ook, langs had zien komen. De gedachte gaf hem een onaangenaam gevoel. Al toen ze hier waren aangekomen, met zijn vieren, was het park in deze eeuwigdurende mist gehuld.
Van kinds af aan was hij al in dit park geweest. Een bungalowpark op de berg van alle bergen rond de Moezel; een koningsberg, waar zelfs een landheer, door het prachtige uitzicht dat de berg over de rivier en het dal bood, zijn kasteel ooit had gevestigd. Een kasteel dat nu niets meer dan een ruïne was. De vergankelijkheid van tijd. Hij had uitgekeken, zoals ieder jaar, naar de azuurblauwe herfstdagen, waarop de bomen hun groene kleur begonnen te verliezen en de paden met dennennaalden en gele en rode herfstbladeren waren bedekt. Paddenstoelen groeiden tussen de bladeren en omgevallen stammen door. Op een goede dag kon je het vocht van natte grond en aarde ruiken. Winter was op komst.
Hij wist, blindelings, dat rechts van hem een oude ruïne stond van de Zonnekoning – nu slechts eens schaduw – waar niemand zich in deze mist in durfde te wagen. Hij wist ook dat achter het restaurant, aan de andere kant van het park, een prachtig bankje was dat een adembenemend uitzicht op de Moezel bood. Aan de andere kant van de Moezel, bij de kromming van de rivier, stond een vervallen toren, die ooit in betere dagen een klooster was geweest. Het was vooral dit uitzicht waar hij naar uit had gekeken, dat hij met zijn vrouw en kinderen wilde delen, maar die ze door de mist niet konden zien. Ze waren daar een aantal keer geweest. Vooral toen ze net in het park kwamen. Hij herinnerde zich dat vaag. Het was alsof zijn geheugen ook door de mist was aangetast. Alsof door de witheid alle dagen op elkaar leken. Maar ze hadden het tenslotte opgegeven. Nu bleven zijn vrouw en zoontjes slechts in het huisje, zoals iedereen in het park leek te doen.
Rechts van hem hoorde hij plotseling iets bewegen. Een krakende tak en een schuivend geluid. Een everzwijn misschien, of een hert, hij wist dat ze hier in het bos rondliepen. Hij wist ook dat everzwijnen, vooral als er frislingen waren, gevaarlijk konden zijn. Hij stond stil. Hield zijn adem in en probeerde zich in de mist te oriënteren. Wat door het dikke wolkendek praktisch onmogelijk was. Hij hoorde weer gekraak en dacht even door de mist een zwarte gedaante op kniehoogte op zich af te zien komen, maar toen waren de schaduw en het gekraak weg. Even kreeg hij een duizeling, een gevoel van déjà vu. Hij had dit eerder meegemaakt! Een gevoel dat hem de laatste dagen vaker beving, maar dat ongetwijfeld door dezelfde mist werd veroorzaakt. Het was desoriënterend en even wist hij niet goed wat hij moest doen. De mist deed iets met de hersens. Nee, witheid deed iets met de hersens. Alsof de dagen een kopie van elkaar werden. Een stapel papieren met daarop niets anders dan een wit vlak.
Hij besloot het pad terug te nemen, liever het zekere voor het onzekere, en rende nu iets steviger door, toen hij achter de mist de puntdaken van de eerste bungalows zag. Er waren geen lichten binnen. Geen tv’s of lampen, of zelfs maar een teken van leven. De ramen waren zwart. Ook dat leek hij zich te herinneren. Ook dit gaf hem weer een gevoel van déjà vu, alsof hij dit eerder had geobserveerd, maar nog belangrijker, ook eerder had bedacht. Misschien was het wel te koud om naar buiten te komen — de mist voelde vochtig en plakkerig — en sliepen de mensen, nu ze niets anders konden, iets langer uit. Maar hij wist dat hij deze gedachte ook al eens eerder gevormd had, hoewel het nu – en dit wist hij ook zeker – pas voor het eerst in zijn hoofd opborrelde. Hij liep nog verder het park in, zag de gebouwen als zwarte gedaanten passeren. De kou sneed inmiddels in zijn botten, zijn benen verzuurden en hij jogde met zijn laatste energie naar zijn huisje.
Sterk verhaal. Ben benieuwd naar de bundel, leuk cadeau voor de aankomende feestdagen.
Oh en op pagina 5 klopt de verwijzing naar de volgende pagina niet 😉
Beste Jeroen,
Kom gerust kijken op mijn site en als je het boek via mijn site bestelt krijgt je iets extra’s ;-).
Mvg,
Anthonie Holslag
Thanks, gefixed 🙂